navigatie overslaan

Waar de stadswallen van Steenwijk nu het domein zijn van schapen en wandelaars, vormden ze in de 16e eeuw het decor van wreed oorlogsgeweld. Steenwijk lag tijdens de Tachtigjarige Oorlog vol in de frontlinie. Als ‘sleutel naar het noorden’ was de stad cruciaal voor alle vechtende partijen. Afwisselend waren tussen 1568 en 1592 de Spanjaarden, de Geuzen en het Staatse leger de baas in Steenwijk. De stad en de omgeving zakten in die jaren af tot de armste gewesten van het land.

Spaanse belegering en Steenwijks ontzet

Vanaf 1568 kwamen de Nederlanders in opstand tegen de Spaanse overheersers. Dat leidde tot zwaar oorlogsgeweld, ook in Steenwijk. In 1572 veroverde Willem van den Bergh (een zwager van Willem van Oranje) de stad, maar een half jaar later waren de Spanjaarden alweer de baas in de vesting. Onder leiding van Johan van den Kornput kregen de Staatse troepen het in 1581 na een lang beleg weer voor het zeggen. Opnieuw niet voor lang. Een jaar later heroverden de Spanjaarden de stad. Tien dramatische jaren volgden voor Steenwijk en omgeving. Pas nadat stadhouder Maurits en het Staatste leger in 1592 Steenwijk overnamen, trad de rust enigszins terug. Steenwijk was na Alkmaar en Leiden de derde stad die ‘ontzet’ werd.